In het verzorgingshuis

Opgebaard op haar eigen kamertje
Ik kom op controle bij een overleden mevrouw. Ze ligt op haar bed opgebaard, op haar eigen kamertje. Dat is fijn voor iedereen. De overige bewoners kunnen op deze manier afscheid van haar nemen, en ook voor de familie is het een vertrouwde omgeving. Ik controleer de werking van de koelplaat en let op veranderingen in het lichaam. Alles gaat goed.
Vriendschap met z’n drieën
Beneden zit een vrouw alleen. Stil, verdrietig op een stoel onder de trap. Ik ken haar verhaal: alles deden ze met elkaar, met z’n drieën. Zij, haar vriendin die net overleden is en een charmante heer, die in de vriendschap aangehaakt is. Koffiedrinken, buiten zitten, praten over het nieuws van deze dag. Als er activiteiten waren, gingen ze met elkaar. Mooi, hoe je op latere leeftijd in een verzorgingshuis nieuwe vriendschappen kunt opbouwen.
Maar binnen twee dagen is haar leven totaal anders. Haar vriend en haar vriendin overlijden een dag na elkaar. En zo is ze alleen over. Heel veel contact met andere bewoners had ze niet. Dat was immers ook niet echt nodig. Ze hadden elkaar. Beneden in de hal, op het gebruikelijke tafeltje, liggen twee condoleanceregisters, met twee foto’s. Er staat een grote kaars in het midden.
Kwartiertje naast het bed
Ik kniel bij haar. Ik vraag of ze behoefte heeft om nog even bij haar vriendin te zijn. Gisteren heeft ze ook een kwartiertje naast het bed gezeten, vertelde de familie. Ze geeft aan dat ze het fijn vindt om nog even mee te gaan. Samen gaan we de kamer in en ik zet een stoel naast het bed. Respectvol blijft ik op de gang wachten, tot ze met haar rollator de kamer weer uitkomt. Geen tranen, maar haar gezicht is bleek en strak. “Dank je wel” fluistert ze, als ze langs me loopt.
Terwijl ik de kamer afsluit, hoop ik van harte dat ze weer nieuwe vriendschappen vindt.